Binnenklasdifferentiatie in taallessen realiseren
- Inez Özden
- 15 dec 2022
- 3 minuten om te lezen
Differentiatie speelt in op de diversiteit tussen de leerlingen in de klas en kan onderwijskundige oplossing bieden om met deze verschillen om te gaan. Vandaar dat we in de educatieve bacheloropleiding voor secundair onderwijs leren om doelgericht te variëren in werkvormen vanuit een gedifferentieerde grondhouding. Het is dus belangrijk om een krachtige leeromgeving te creëren waarbij verschillende leeractiviteiten worden voorzien die alle leerlingen in de klas aanspreken.
Onlangs las ik een artikel uit Fons, een Vlaams didactisch vaktijdschrift voor leraren Nederlands. Hierin stond dat taalvakken interessante mogelijkheden bieden om bewust aan de slag te gaan met binnenklasdifferentiatie (BKD). Ik heb besloten om dit artikel op mijn cultuurportfolio te plaatsen zodat jullie er ook inspiratie uit kunnen halen.
Wat is binnenklasdifferentiatie?
“Binnenklasdifferentiatie (BKD) is het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas, met het oog op het grootst mogelijke leerrendement voor elke leerling” (Struyven et al., 2016).
Het BKD-leer-krachtmodel als leidraad
Het BKD-leer-krachtmodel is een hulpmiddel om binnenklasdifferentiatie te realiseren. Ik zet alle elementen van het model op een rijtje.

Maximaal leren faciliteren
Het doel is om bij alle leerlingen een hoger leerrendement te bereiken. Hierbij dient de leraar rekening te houden met de verschillen die tussen de leerlingen bestaan.
Verschillen in interesse
Aansluiting vinden bij de interesses van leerlingen is bepalend voor de motivatie. Een eenvoudige manier om hierop in te spelen is door leerlingen te betrekken bij de leerstof.
Voorbeelden:
Een literatuurlijst met keuzeopties, het onderwerp van een mondelinge presentatie wordt door de leerling gekozen, de leerling bepaalt aan welk onderzoeksproject hij of zij wenst mee te werken,... .
Verschillen in leerstatus
Hierbij ligt de focus op de verschillen die te maken hebben met de voorkennis en leerprocessen die bij leerlingen kunnen worden geactiveerd. Het gaat om wat er wordt geleerd.
Voorbeelden:
Een leerling of een groep van leerlingen krijgt extra begeleiding tijdens de les, geïndividualiseerde taken (bijvoorbeeld door keuzedifferentiatie, herhalingsopdrachten), contractwerk (bijvoorbeeld ‘moet’- en ‘mag’-taken), gedifferentieerd hoekenwerk (bijvoorbeeld een hoek onder begeleiding van de leerkracht, vrije keuze volgens interesse),... .
Verschillen in leerprofiel
De leerlingen zouden op verschillende manieren moeten kunnen leren.
Voorbeeld:
Er worden meerdere taken aangeboden om verschillende voorkeuren aan te spreken. De leerkracht zorgt steeds voor een creatieve, een toepassingsgerichte en een analytische taak, zodat elke leerling zich extra uitgedaagd voelt door een van deze taken.
Binnenklasdifferentiatie als filosofie
De leerkracht die inzet op binnenklasdifferentiatie gelooft in het potentieel van leerlingen.
Denkprincipe 1: Groeigericht denken
‘Elke leerling kan groeien, want inspanning leidt tot succes’: dat is de overtuiging van leerkrachten met een ‘growth’-mindset.
Denkprincipe 2: Ethisch kompas
Dit professionele ‘kompas’ hangt samen met de waarden die de leerkracht hanteert. De leerlingen zijn het magnetische noorden; de andere windrichtingen (handboeken, leerplannen, verwachtingen van inspectie, directie e.d.) zijn richtinggevend.
Een proactieve, positieve en planmatige uitwerking
De leerkracht dient te anticiperen op wat zich voordoet in de klas, in plaats van reactief of toevallig te handelen.
Doe-principe 1: Flexibel groeperen
Binnenklasdifferentiatie maakt verschillende, flexibele leerwegen mogelijk via zelfstandig werk of door te werken in homogene en heterogene groepen. De leerwegen kunnen op uiteenlopende manieren vorm krijgen via interesses, leerstatus en leerprofiel. Je realiseert deze leerwegen door specifieke taken te ontwerpen en leerlingen voldoende inspraak en keuzevrijheid te bieden.
Voorbeeld:
Een leraar start elk nieuw thema met een korte introductie van maximaal 10 minuten. Nadien volgt een korte oefening met twee basisvragen en een gevorderde vraag. Wie de basisvragen correct oplost, kan actief met zelfstandige opdrachten aan de slag. Wie twijfelt aan het antwoord op de gevorderde vraag of een foutief antwoord had, gaat met de zelfstandige basisopdrachten aan de slag. Wie de gevorderde vraag correct oplost, gaat aan de slag met de gevorderde zelfstandige opdrachten. Wie bij de basisvragen daarentegen al een of meerdere fouten maakt of twijfelt aan de eigen antwoorden, kan met de leerkracht aan de slag voor extra instructie en het gezamenlijk oplossen van enkele basisopdrachten.
Doe-principe 2: Output = input
Evaluatie bij binnenklasdifferentiatie is niet het eindpunt van een leerproces. Het is belangrijk om als leerkracht voortdurend na te gaan wat de leerlingen leren, waar ze het moeilijk mee hebben, waar hun interesses en motivatie liggen, hoe ze denken over het leren, enzovoort.
Bron: Struyven, K., Coubergs, C., Gheyssens, E., & Engels, N. (2016). Binnenklasdifferentiatie in taallessen realiseren. Op tijdschriftfons.be [Website]. Geraadpleegd via https://frisonderwijsnederlands.files.wordpress.com/2016/07/fons_1_2_struyven_coubergs_gheyssens_engels.pdf



Opmerkingen